In overeenstemming met de definities van het Europees Systeem van Rekeningen bestaat een van de doelstellingen van de nationale boekhouding erin een volledig beeld te geven van de economische activiteit van een land en van de transacties die er in een bepaalde periode hebben plaatsgevonden. Daarom worden naast gegevens uit administratieve bronnen en statistische enquêtes ook ramingen van de niet-aangegeven activiteiten (of "activiteiten in het zwart") gemaakt om deze mee in de boekhouding op te nemen, en om zo een volledig en vergelijkbaar beeld van de economische activiteiten in de verschillende landen te krijgen.
Naar aanleiding van de vijfjaarlijkse herzieningen van de nationale boekhouding in 2014 en 2019 heeft de Nationale Bank van België (NBB) nieuwe ramingen geproduceerd van de zwarte economische activiteiten, zoals de toegevoegde waarde en de statistieken met betrekking tot de arbeidsmarkt. Ingevolge de aanbevelingen van Eurostat heeft de NBB beslist deze ramingen van de niet-aangegeven activiteit retrospectief te corrigeren, maar enkel vanaf 2002. De daaraan voorafgaande jaren werden dan ook niet herzien wat niet-aangegeven arbeid betreft. Deze methodologische keuze heeft echter een vermindering van de groei van de uurloonkosten sinds 1996 tot gevolg gehad. Aangezien de keuze voor het jaar 2002 als zodanig geen economische rechtvaardiging had (geen wetswijziging of specifieke veranderingen in de omgeving vanaf dat jaar), heeft het secretariaat van de CRB aan de NBB gevraagd om, ten behoeve van de berekening van de maximaal beschikbare marge, een methodologie te ontwikkelen waarmee ook de raming van het zwartwerk voor de periode 1996-2001 kan worden herzien. Het doel van dit verzoek was om het effect van de methodologische verandering in de historische reeksen op de ontwikkeling van de uurloonkosten sinds 1996 te beperken. In die context heeft deze nota tot doel de methode te presenteren die de NBB voorstelt om de niet-aangegeven activiteit en het zwartwerk voor de periode 1996-2001 opnieuw te ramen.