De (in 2017 herziene) wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen heeft in de eerste plaats tot doel een kader te bieden voor de loononderhandelingen in België. De wet legt een maximale marge vast voor de loonsverhogingen in de komende twee jaar en garandeert tegelijk de automatische loonindexeringen en baremieke verhogingen.
De wet is van toepassing op de werkgevers en de werknemers die vallen onder de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, alsook op de economische overheidsbedrijven (Proximus, skeyes, bpost, NMBS en Infrabel).
Wat is het doel van de (in 2017 herziene) wet van 1996?
Het doel van de wet is ervoor te zorgen dat de loononderhandelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen inzake werkgelegenheid en concurrentievermogen. De wet bepaalt aldus dat de gemiddelde uurloonkosten in de privésector in België zich in lijn met drie referentielanden (Duitsland, Nederland en Frankrijk) moeten ontwikkelen.
Waarom vergelijken we België met Duitsland, Nederland en Frankrijk?
Deze landen werden gekozen omwille van hun verbintenis om toe te treden tot de Economische en Monetaire Unie en hun niveau van economische ontwikkeling, dat dicht bij dat van België ligt. Het doel was om ons land te vergelijken met landen die vergelijkbare productiviteitsstijgingen zouden moeten hebben gekend.
Hoe werkt de in 2017 herziene wet van 1996 in de praktijk?
Om de twee jaar berekent het secretariaat van de CRB de maximaal beschikbare marge voor de loononderhandelingen, die wordt gepubliceerd in het “Technisch verslag”. Op basis hiervan bepalen de sociale partners, verenigd in de Groep van 10, de maximale marge (zonder de maximaal beschikbare marge te overschrijden) voor de loonsverhogingen in een interprofessioneel akkoord (IPA). Als er geen akkoord wordt bereikt, stelt de regering deze marge bij wet of bij koninklijk besluit vast.
De maximale marge vormt een plafond voor de reële loonsverhogingen (exclusief automatische loonindexering en baremieke verhogingen) tijdens de tweejarige looptijd van het IPA, zowel op sectoraal, op ondernemings- als op individueel niveau.
Hoe wordt de maximaal beschikbare marge berekend?
De maximaal beschikbare marge wordt in verschillende stappen berekend.
Vooruitzichen m.b.t de loonkostenontwikkeling in de referentielidstaten
- Indexeringsvooruitzichten
- Correctieterm
- Veiligheidsmarge
_____________________
= Maximaal beschikbare marge
↓ Onderhandeling op basis van bijkomende informatie
= Maximaal marge
De eerste stap bestaat erin het vooruitzicht m.b.t. de gemiddelde groei van de uurloonkosten in de referentielanden te berekenen voor de twee komende jaren, d.w.z. de periode waarop het te onderhandelen interprofessioneel akkoord (IPA) betrekking heeft. De loonkosten zijn gelijk aan de brutolonen en de werkgeversbijdragen. De loonsubsidies worden niet mee in aanmerking genomen in de berekening van deze kosten.
Van deze berekening wordt het vooruitzicht inzake de automatische loonindexering in België afgetrokken.
Als de loonkosten tijdens de vorige perioden een andere ontwikkeling hebben gekend dan in de referentielanden, wordt een correctie doorgevoerd. Deze correctie zal de marge ofwel verkleinen, ofwel vergroten, naargelang de stijging van de loonkosten sterker of minder sterk was dan in de referentielanden. Technisch gezien is het, om de omvang van de correctie te bepalen, alsook de richting waarin die uitgaat, noodzakelijk de ‘loonkostenhandicap’ te berekenen, d.w.z. het verschil in uurloonkostenontwikkeling tussen België en de referentielanden sinds 1996.
Ten slotte wordt ook een veiligheidsmarge afgetrokken. Die laatste heeft tot doel te anticiperen op eventuele fouten in de vooruitzichten. Als de fouten in de vooruitzichten tijdens de vorige IPA-periode kleiner waren dan de veiligheidsmarge, wordt de maximaal beschikbare marge verhoogd met het saldo.
Door deze verschillende stappen uit te voeren, wordt de maximaal beschikbare marge voor de loonsverhogingen verkregen, een marge die als basis zal dienen voor de onderhandelingen tussen de sociale partners met het oog op het sluiten van een IPA.
Kan de maximale marge negatief zijn?
Neen: de maximale marge heeft betrekking op de loonsverhogingen die bovenop de indexering en de baremieke verhogingen komen. Die laatste worden door de wet van 1996 gewaarborgd. De maximale marge bedraagt dus minstens nul, om de verwachte indexeringen en baremieke verhogingen mogelijk te maken.
Wat was het doel van de herziening van de wet in 2017?
De herziening van de wet in 2017 leidde tot een aantal wijzigingen voor de berekening en de naleving van de maximaal beschikbare marge.
De maximale marge wordt voortaan vastgesteld in een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad, die door de Koning algemeen verbindend wordt verklaard overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Bijgevolg is deze bindend voor de andere onderhandelingsniveaus.
Wat de berekening van de maximaal beschikbare marge betreft, werd door de herziening van de wet een automatische correctie van de loonkostenhandicap ingevoerd (het verschil in ontwikkeling van de uurloonkosten tussen België en de referentielanden sinds 1996). Voorheen bepaalde de Groep van 10 de maximale marge, rekening houdend met de verwachte loonkostenontwikkeling in de referentielanden en met de indexeringsvooruitzichten. De marge kon worden verminderd met de eventuele loonverschillen tussen België en diezelfde landen in de voorgaande jaren. Voortaan is deze correctie niet langer het resultaat van een keuze van de Groep van 10 op basis van de waargenomen loonverschillen: ze is automatisch en volledig, tenzij ze zou leiden tot een negatieve maximale marge, wat de wet niet toestaat.
Bij de vergelijking van de Belgische loonkostenontwikkeling met die van de referentielanden (die noodzakelijk is voor de berekening van de loonkostenhandicap) wordt niet langer rekening gehouden met (alle of een deel van) de verminderingen van de werkgeversbijdragen die in België werden ingevoerd (waaronder de taxshift 2016-2020), aangezien de wetgever met deze maatregelen een competitiviteits- en werkgelegenheidsdoelstelling wilde nastreven.
Er werd ook een veiligheidsmarge ingevoerd voor de berekening van de maximaal beschikbare marge. Dit is een preventieve maatregel om het risico van de vorming van een loonkostenhandicap te beperken.
Ten slotte werd bij de herziening ook een historische loonkostenhandicap ingevoerd, d.w.z. de handicap die overblijft na wegwerking van de loonkostenhandicap sinds 1996. De omvang van deze handicap moet nog door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven worden vastgesteld. Er werden mechanismen opgezet om, indien nodig, bij te dragen aan het wegwerken van deze handicap.
Wat betekent dit voor mijn loon?
Als loontrekkende werknemer van een privéonderneming kan mijn brutoloon stijgen als gevolg van de automatische indexering van mijn loon (die tot doel heeft mijn koopkracht te behouden in geval van inflatie), van mijn anciënniteit (baremieke verhoging) of van een bevordering (verandering van functie). Afgezien van deze gevallen stelt de maximale marge die op interprofessioneel niveau wordt bepaald een plafond vast voor bijkomende loonsverhogingen waarover collectief kan worden onderhandeld binnen mijn sector en mijn onderneming, of individueel met mijn werkgever.
Bepaalde looncomponenten, zoals winstdeelnemingen, betalingen in contanten, aandelen of deelbewijzen, de coronapremie en de koopkrachtpremie, vallen niet onder dit plafond.