Het niet-afwervingsbeding is een beding dat wordt ingevoegd in een commercieel contract dat twee ondernemingen bindt. Het heeft tot doel de knowhow van een onderneming te beschermen door te vermijden dat een economische partner (bijvoorbeeld een klantbedrijf) probeert een lid van haar personeel af te werven. Dit type van beding, dat eenzijdig of wederzijds kan zijn, wordt in heel wat handelsverrichtingen gebruikt.
Sinds 2001 zijn niet-afwervingsbedingen in een contract dat wordt gesloten tussen een uitzendbedrijf en de gebruiker aan wie een of meer uitzendkrachten ter beschikking worden gesteld niet langer verboden. Dit verbod vond zijn rechtvaardiging in artikel 18 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, dat vervolgens op verzoek van de sociale partners werd opgeheven (zie advies nr. 1.324 van de Nationale Arbeidsraad van 16 oktober 2000).
Bij brief van 7 december 2021 heeft de vice-eersteminister en minister van Economie, de heer P.-Y. Dermagne, de Nationale Arbeidsraad (NAR) verzocht een advies uit te brengen over zijn intentie om in de wet van 24 juli 1987 opnieuw een regeling voor niet-afwervingsbedingen op te nemen. Hij preciseerde dat deze regeling zou kunnen bestaan in ofwel een strikte omkadering van dergelijke bedingen (bv. een maximale looptijd of een maximaal bedrag als compensatie), ofwel een herinvoering van het oorspronkelijke verbod.
In 2022 hebben het dagelijks bestuur van de NAR en het dagelijks bestuur van de CRB beslist deze problematiek gezamenlijk te behandelen en werd hiertoe een gemengde subcommissie opgericht.
Ondanks het grote aantal inspanningen die gedurende meer dan een jaar werden geleverd om de standpunten nader tot elkaar te brengen, zijn de sociale partners bij hun standpunten gebleven en werd een verdeeld advies uitgebracht.