De brc Onrechtmatige bedingen keurde op 6 juni 2023 een advies goed met betrekking tot een ontwerp van koninklijk besluit betreffende het gebruik van bepaalde bedingen in de vastgoedbemiddelingsovereenkomsten gesloten tussen ondernemingen en consumenten, dat haar door de minister van Economie werd voorgelegd.
Dit ontwerp van koninklijk besluit past het koninklijk besluit van 12 januari 2007 betreffende het gebruik van bepaalde bedingen in de bemiddelingsovereenkomsten van vastgoedmakelaars (het zogenaamde KB “Freya”) aan, gelet op het sterk gewijzigde wetgevende kader, gezien de invoering in 2013 van het Wetboek van economisch recht en gelet op het ondertussen grondig gewijzigde Europese wettelijke consumentenkader.
De brc Onrechtmatige bedingen onthaalt dit aangepaste koninklijk besluit globaal gezien positief.
De brc heeft enkel kritiek op een bijkomende vormvereiste die werd opgelegd wanneer de consument toestemming zou geven om de bemiddelingsovereenkomst reeds tijdens de herroepingstermijn uit te voeren. Dit is een bijkomende formele vereiste die naar het oordeel van de brc strijdig is met de richtlijn 2011/83/EU betreffende consumentenrechten.
De brc betreurt, tot slot, ook het feit dat enkele bepalingen werden weggelaten uit het koninklijk besluit. Meer concreet gaat het om de vereiste wederkerigheid en gelijkwaardigheid van schadebedingen en het verbod om verwarring te scheppen tussen opzeg- en schadebedingen. Het klopt dat dit vooral interpretatiebepalingen zijn, maar volgens de brc zou het toch beter zijn dit duidelijk naar voren te brengen in de voorwaarden.