Op 9 november 2022 heeft de Europese Commissie haar voorstellen voor een hervorming van de begrotingsregels gepresenteerd. Deze hervorming wil een oplossing bieden voor de moeilijkheden bij de toepassing van de huidige regels van het Europese toezicht. Ze moet nog in een wettekst worden gegoten waarover het Europees Parlement in de loop van 2023 zal stemmen en nadien moet ze worden goedgekeurd door de lidstaten.
Momenteel onderzoekt de Europese Commissie de toestand van de overheidsfinanciën in het licht van vier criteria: het structurele saldo, het financieringssaldo, de ontwikkeling van de uitgaven en de ontwikkeling van de overheidsschuld. Deze vier criteria moeten het de lidstaten mogelijk maken een budgettair aanpassingstraject te volgen dat leidt naar een structureel evenwicht en een houdbare schuldgraad. Zodra het evenwicht is bereikt, moet het in stand worden gehouden.
De geplande hervorming past deze vier beoordelingscriteria gedeeltelijk aan.
Houdbaarheid van de overheidsschuld
De door de Commissie voorgestelde hervorming behoudt de doelstelling van een overheidsschuld van maximum 60% van het bbp. Ze bevat evenwel niet langer de regel dat de schuldgraad jaarlijks en lineair moet worden afgebouwd naar rata van een twintigste van het verschil tussen de bestaande schuldgraad en 60%. In de plaats daarvan zullen de lidstaten moeten aantonen dat ze in staat zijn hun schuldgraad in een termijn van 10 jaar te verminderen. De landen met een substantieel schuldprobleem, zoals België, zullen moeten aantonen dat ze in staat zijn hun schuldgraad terug te dringen vanaf het einde van het vierde jaar. De landen met een minder grote schuldgraad zullen dat kunnen aantonen vanaf het zevende jaar.
De ontwikkeling van de netto primaire uitgaven
Op dit ogenblik is de belangrijkste indicator van de toestand van de overheidsfinanciën het criterium “structureel saldo”. De Commissie stelt voor het te vervangen door het criterium “ontwikkeling van de netto primaire uitgaven”. Met “netto primaire uitgaven” wordt het geheel van overheidsuitgaven bedoeld, met uitzondering van onder meer de rentelasten, de niet-discretionaire werkloosheidsuitgaven en de uitgaven die volledig door Europese fondsen worden gefinancierd.
Het nieuwe kader voor het Europese toezicht bepaalt dat deze uitgaven niet sneller zullen mogen stijgen dan een referentiewaarde die de Commissie jaarlijks voor elk van de lidstaten zal vastleggen in functie van hun specifieke macro-economische situatie. De naleving van die waarde zou met name moeten garanderen dat de schuld van de lidstaten met een substantieel schuldprobleem op een geloofwaardig neerwaarts traject wordt gebracht en dat het tekort onder de drempel van 3% van het bbp kan worden gehouden. De lidstaten zullen de referentiewaarde eventueel kunnen overschrijden voor zover compenserende maatregelen inzake inkomsten worden genomen om deze overschrijding op te vangen.
Sedert de invoering van het Begrotingspact is België het criterium betreffende de ontwikkeling van de netto primaire uitgaven alleen in 2015 nagekomen. In dit verband brengt de Commissie België systematisch in herinnering dat “de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op middellange en lange termijn risicovol is en nog steeds een ernstige uitdaging vormt omwille van het samengaan van de hoge schuldgraad én de verwachte toename van de vergrijzingskosten, in het bijzonder de pensioenuitgaven en uitgaven voor langdurige zorg.”
Hoewel België en andere lidstaten de wens hebben uitgedrukt dat de “groene” investeringen kunnen worden geneutraliseerd in de berekening van de saldo’s, heeft de Commissie geen hervorming noch neutralisatie op het vlak van de investeringsuitgaven voorgesteld.
Modaliteiten van het Europese toezicht
De Europese Commissie is van plan een budgettair referentieaanpassingstraject over vier jaar uit te stippelen voor de lidstaten met een hoge schuldgraad. Het onderzoek van de Europese Commissie zou zich vervolgens, zoals nu, baseren op begrotingsplannen die de verschillende lidstaten op regelmatige tijdstippen indienen. Deze plannen zouden een begrotingstraject op middellange termijn en prioritaire verbintenissen inzake hervormingen en overheidsinvesteringen bevatten. De tenuitvoerlegging ervan zou continu worden gemonitord door de Commissie. Bovendien zouden de lidstaten ook jaarverslagen over de voortgang van de plannen indienen bij de Commissie.
Voorts zouden preventie en het corrigeren van de macro-economische onevenwichtigheden (fenomenen die als problematisch worden beschouwd, waarvan de belangrijkste de inflatie, de werkloosheid en het handelsonevenwicht zijn), waarmee momenteel nauwelijks rekening wordt gehouden, beter worden geïntegreerd in de beoordeling van het begrotingsbeleid van de lidstaten. Vandaag verklaart de Raad immers alleen dat er buitensporige onevenwichtigheden zijn en beveelt hij de lidstaat aan correctiemaatregelen in te dienen. Het hervormingsvoorstel versterkt de procedure en voert ook een dialoog tussen de Commissie en de betrokken lidstaat in om deze onevenwichtigheden snel te detecteren en passende maatregelen te kunnen nemen.
Tot besluit is het zo dat, als het Europees Parlement en de regeringen de door de Commissie voorgestelde maatregelen als zodanig zouden aannemen, de lidstaten meer armslag zouden krijgen bij het uitstippelen van hun begrotingstraject. Daartegenover staat dat de buitensporigtekortprocedures zouden worden herzien. Meer bepaald zouden de financiële sancties, die tot op heden nooit werden toegepast, worden verlicht, terwijl de sancties uit het oogpunt van reputatieschade zouden worden verscherpt. Bovendien zouden bepaalde Europese financieringen kunnen worden opgeschort voor lidstaten die geen doeltreffende maatregelen hebben genomen om hun buitensporig tekort te corrigeren.